Korte samenvatting van de harde feiten
      In 1948 in Heerenveen als 
      eerste van tien kinderen geboren
      In 1954 naar de lagere 
      school (basisschool) “School Van Delden”
      In 1956 naar de lagere 
      school “School Schut”
      In 1960 naar de LTS (Lagere 
      Technische School), opleiding elektrotechniek.
      In 1960 naar de 
      Handelsavondschool, opleiding uitgebreid middenstandsdiploma
      In 1964 in dienst getreden 
      bij ATH Janse te Amsterdam, als Leerling Elektromonteur
      In 1965 in dienst getreden 
      bij carrosserie - en bussenbouwer Hainje te Heerenveen, als elektricien
      In 1965 in dienst getreden 
      bij Automatiek van der Wal te Heerenveen, als snackbar medewerker
      In 1966 in dienst getreden 
      bij Mijnssen & Co. N.V. te Amsterdam, als elektromonteur
      In 1967 voor de tweede keer 
      in dienst getreden bij ATH Janse te Amsterdam, als 1e 
      elektromonteur
      In 1975 in dienst getreden 
      bij Feenstra Verwarming te Heerenveen, als 1e elektromonteur en 
      meet - en regeltechniek
      In 1978 in dienst getreden 
      bij de Bouwvereniging Heerenveen, als huismeester
      In 1980 voor de tweede keer 
      in dienst getreden bij Feenstra Verwarming te Heerenveen, als 1e 
      elektromonteur en meet - en regeltechniek
      In 1987 in dienst getreden 
      bij het Feenstra onderdeel Combutec te Breda/Heerenveen, als 
      elektromonteur en meet - en regeltechniek
      In 1991 vanwege ziekte 
      volledig afgekeurd en in de WAO gekomen
      In 1991 start opleiding VOA2 
      (bedrijfskundig assistent) en CVa (bedrijfsbureau medewerker)
      In 1993 in dienst getreden 
      van het Feenstra onderdeel Service Utiliteit te Drachten, als 
      storingscoördinator en technisch – administratief medewerker
      In 2004 mijn prepensioen 
      aangevraagd, toegekend per 1 november
      In 2004 twee dagen per week 
      parttime in dienst bij Feenstra Service Utiliteit te Drachten, als 
      storingscoördinator en technisch – administratief medewerker
      In 2005 deze website 
      opgestart
      Mijn leven in een uitgebreidere 
      chronologische weergave.
      In 1948 ben ik geboren in hetzelfde huis, 
      waarin mijn vader als jongste van negen kinderen ook is geboren. Het huis 
      was door mijn Opa gebouwd in 1926. Mijn vader verdiende een inkomen in de 
      petroleumhandel van mijn Opa. Mijn moeder had tot mijn geboorte gewerkt 
      als werkster en horecamedewerkster. Vlak na de tweede oorlog was er een 
      groot huizen tekort en daarom woonden tezamen met Opa en Oma nog drie 
      gezinnen plus een paar nog ongetrouwde ooms en tantes in het grote huis. 
      Samen konden zij financieel een goed leven realiseren. Het was een goed 
      sociaal gezin.
      De situatie was geheel 
      anders bij mijn moeder haar ouders thuis. Mijn moeder was het oudste kind 
      van zes. De oorlogsjaren hebben diep ingegrepen op de gezinssituatie van 
      mijn Beppe en Pake (Beppe is Grootmoeder en Pake is Grootvader in het 
      Fries). Zij woonden in een huurhuis en omdat Pake in de oorlog te werk 
      werd gesteld door de Duitse bezetters in Frankrijk, was het puur overleven 
      in dit gezin. Pake kwam als invalide terug en heeft na de oorlog altijd 
      gesukkeld met zijn gezondheid. Hij moest daarom als losarbeider her en der 
      zijn geld verdienen. Het was in de beginjaren na de oorlog dan ook 
      onmogelijk voor hen om een financieel goed leven te realiseren. Het was 
      een goed sociaal gezin.
      Dansles was in die tijd een leuke bezigheid 
      om de donkere winter door te komen en het was, zoals het ging in die tijd 
      ook een ontmoetingsplaats voor jonge (bijna) volwassen mensen om elkaar te 
      ontmoeten. Vele liefdesrelaties ontstonden in die tijd op de dansscholen. 
      Mijn vader en moeder maakten hierop geen uitzondering. Hun liefde en alles 
      wat daar natuurlijk bij hoort heeft er voor gezorgd, dat mijn moeder 
      zwanger werd. Zij trouwden in oktober 1947. Een paar anekdotes zijn, dat 
      in die tijd de nieuwe kleding zo schaars was, dat de trouwjurk tien 
      kilometer verderop gekocht moest worden en de keuze uit slechts een paar 
      jurken bestond, gemaakt uit zijde (van parachutes). Voor het aanschaffen 
      van de kinderwagen hoefde geen moeilijke keuze gemaakt te worden, er was 
      maar één model. De fotoreportage was echter wel luxe uitgevoerd, omdat 
      mijn tante beroepsfotografe was.
      Over de beginjaren, kan ik natuurlijk alleen 
      maar iets schrijven, dat ik weet uit overlevering. In 1949 is er een zusje 
      geboren en moest mijn vader de Nederlandse kleuren verdedigen in de 
      hopeloze politionele acties in Indonesië. Na het overlijden van mijn Opa 
      mocht mijn vader terugvliegen naar Nederland, zodat hij achteraf maar een 
      half jaar in Indonesië is geweest. Ook in deze periode ben ik ernstig ziek 
      geworden, wat resulteerde in een half verlamd gezicht. Dit is na veel 
      behandelingen door de toenmalige kinderarts dr. Dijkstra en speciaal onze 
      huisarts dr. Wierda, bijna geheel genezen. Mijn Immuunsysteem was echter 
      niet betrouwbaar en daarom moest ik om te voorkomen, dat ik weer alle 
      kinderziekten en dan vooral de mazelen weer zou krijgen, uitwijken naar 
      Beppe en Pake. Hier ben ik, meer dan een half jaar gebleven. Wat er in 
      resulteerde, dat toen ik weer naar mijn ouders mocht, dit bij Beppe en 
      mijn ooms en tantes hard aankwam. Ik heb eigenlijk altijd een speciale 
      band met Beppe en Pake gehouden.
      In 1950 zijn wij verhuisd naar een kleine 
      woning vlakbij Heerenveen en mijn Beppe en Pake. Dit was een huisje met 
      twee bedsteden en zolder, waar je de sterren kon zien tussen de kieren van 
      de dakpannen en een opklapbed in de woonkamer. De keuken was klein en 
      primitief. De WC was buiten achter het huis op ongeveer 15 meter van de 
      voordeur. Koud en griezelig in de winter. Het waren drie huizen aan elkaar 
      gebouwd, wij woonden in het midden. Het voorste huis werd bewoond, door 
      een weduwe en twee dochters en was goed onderhouden. Het achterste huis 
      werd bewoond door een groot gezin, dat het niet zo nauw nam met de 
      hygiëne. 
      Voor ons was het een geweldige buurt om te 
      wonen, rondom waren weilanden om in te spelen, vooral in de zomer in de 
      hooitijd was het geweldig. Ook de gemeenteopslag van rioolduikers, 
      straatstenen en stoeptegels was in de buurt, zodat wij naar hartenlust 
      creatief konden zijn, zoals hutten bouwen. Fruitbomen waren er veel, dus 
      vaak buikpijn van de meestal net niet rijpe appels of ander fruit. De 
      compagnonsvaart liep voor ons huis en ontelbare keren zijn wij dan ook 
      onvrijwillig kopje onder gegaan. Bijvoorbeeld bij de eerste fiets poging. 
      Deze vaart werd gebruikt voor vele doeleinden, zoals vrachtvaart, het 
      ophalen van de melkbussen bij de boeren, de kermisexploitanten vervoerden 
      zelfs hun draai- en of zweefmolens met een Skûtsje naar de kermissen. Zij 
      woonden ook in deze Skûtsjes. De zandschipper kwam en verkocht een paar 
      keer per jaar wit zand, dit was nodig om op de vrijdagbeurt de stoepen en 
      paden te bestrooien of een zandbak te maken. De melkboer verkocht losse 
      melk, karnemelk en karnemelksepap. De Gruyter had nog het snoepje van de 
      week (losse snoepjes in de boodschappendoos). Elke zaterdag kwam de man 
      met zeep. De Klokzeep was altijd snel open om te zien of in de doos tussen 
      het zeeppoeder een horloge was verstopt. Nooit dus. Castella Parels had in 
      ieder geval een paar kraaltjes in de verpakking om een snoer van te 
      rijgen.
      De kleuterschool heb ik nooit gemist met al 
      deze activiteiten vlakbij huis. In 1954 kwam er een eind aan het vrije 
      leven en moest ik en veel speelkameraadjes naar de lagere school. De 
      eerste schooldag was een hele belevenis met veel huilende kinderen. Ook 
      moest ik mij uitdrukken in het Nederlands, wat voor mij en nog veel 
      anderen moeilijk was, omdat in de eerste zes jaar van ons leven de 
      voertaal uitsluitend Fries was. Wij kregen dus les in een bijna vreemde 
      taal. School Van Delden was de eerste twee jaar de aangewezen school voor 
      onze buurt. Deze school was erg streng en onplezierig, de sfeer was 
      onderdrukkend. Gelukkig hadden wij een aardige Juffrouw Bijlsma. Met 
      ingang van het derde schooljaar werden de schoolgrenzen aangepast en 
      moesten wij naar School Schut. Om het euforisch uit te drukken, dit was 
      een overgang, als van de hel naar de hemel.
      In 1955 gingen wij verhuizen naar een echte 
      gezellige arbeidersbuurt in Heerenveen. Deze woning was veel ruimer, er 
      waren twee slaapkamers, een alkoof en een WC binnenshuis. Ook hier konden 
      wij van alles ondernemen, in bijvoorbeeld de nieuwbouw. Allerhande 
      activiteiten vonden hier plaats, woningbouw het aanleggen van wegen. Voor 
      kinderen een paradijs dus. Als je tenminste de politie kon ontlopen.
      School Schut had voor die tijd een losse 
      aanpak volgens een ander systeem, dan gebruikelijk. De sluimerende 
      creativiteit werd aangewakkerd, dit ondanks een leerlingenaantal van 45 
      kinderen per klas. De lesstof was plezierig en de enige zorg, die ik had 
      was om in vooral de laatste klassen in de A en B-taken groep te blijven, 
      omdat dit de mogelijkheid bood om naar de ambachtsschool (LTS) te gaan. 
      B-taker's gingen naar de ULO (MAVO) en C-taker's gingen naar de HBS (HAVO). 
      Ik pendelde dus heen en weer tussen A en B, door eenvoudig de tweede of 
      derde B-taak opgave te verknoeien. Ik wist ook altijd, dat ik elektricien 
      zou worden. Ook om niet te vergeten, waren de leuke activiteiten op 
      school, zoals het maken van een hoorspel op een bandrecorder, die wij zelf 
      verdiend hadden door oud papier in te zamelen. Ik maakte de 
      geluidseffecten op een elektrisch toneelbord, dat mijn vader ook wel 
      gebruikt had bij toneelvoorstellingen. Onderscheid tussen jongens en 
      meisjes was er in die tijd zeker nog op school. De meisjes gingen twee 
      keer per week handwerken. De jongens gingen dan tuinieren of voetballen. 
      Samen bouwden wij in het handwerklokaal ukeleles, schaak- en damborden en 
      nog veel meer. In de zesde klas gingen wij vier dagen op de fiets naar 
      Kampen, Oldebroek en terug via Meppel. Wij verbleven in jeugdherbergen. 
      Dit was een echte lange tocht voor zesdeklassers, maar Meester Schut vond 
      dat, dat moest. Het onderwijs en alle activiteiten waren erop gericht, dat 
      je het samen moest doen en dat de maatschappelijke en sociale verschillen, 
      die er zeker waren, nooit zichtbaar werden op school. Hier werden ik en 
      veel anderen gevormd en bewust gemaakt van de wereld om ons heen met alle 
      goede en slechte dingen.
      In 1960 ging ik naar de LTS om een vak te 
      leren en naar Handelsavondschool om later een eigen bedrijf te kunnen 
      beginnen. Dit laatste was een wens van mijn vader. De eerste drie jaren 
      verliepen probleemloos. Er was een kleine onderbreking in het eerste jaar, 
      vanwege een motorongeluk. Ik zat achter op de motor bij mijn vader, toen 
      een automobilist wel afsloeg, maar dit niet kenbaar maakte door middel van 
      signalen. Een hersenschudding was het gevolg. Aan geld had ik meestal geen 
      gebrek op school, omdat ik veel handelde in bromfiets-, elektronica- en 
      radio-onderdelen, maar ook in foto’s uit de Playboy en nog veel meer. In 
      het vierde jaar mislukte mijn schooljaar doordat ik teveel hooi op de vork 
      had genomen. De beide opleidingen kwamen in het laatste jaar en vijf dagen 
      en drie avonden naar school per week was gewoon teveel. Ik ben gewoon 
      gestopt. Punt uit. Geen diploma’s gehaald, maar wel veel geleerd.
      In 1964 had ik in de zomervakantie al kennis 
      gemaakt met de werkgever van mijn vader. Deze zomer verdiende ik een nog 
      op te knappen brommer, als vakantiewerker. Na de zomer ben ik ook bij dit 
      Amsterdamse bedrijf “ATH Janse” gaan werken. Werk was er genoeg in 
      Heerenveen in die tijd, maar een bedrijf in Amsterdam viel binnen de 
      gemeenteklasse 1 en betaalde daarom beter dan een Fries bedrijf. Mijn 
      eerste loon was 19,35 gulden per week. 10,00 gulden werd hiervan afgestaan 
      aan mijn ouders als bijdrage in de kosten. Het gezin bestond toen uit twee 
      ouders, vier jongens en vier meisjes. De eerstkomende twee jaar zouden er 
      nog een meisje en een jongen bijkomen. De eerste maanden werkte ik bij de 
      nieuwbouw van de VSF (Verenigde Stofzuiger Fabriek) in Leeuwarden. Later 
      werkte ik voor ATH Janse nog bij de Philips vestigingen in Zwolle, 
      Winterswijk en Apeldoorn. In het plaatsje Hoek in Zeeuws Vlaanderen werkte 
      ik bij een drinkwaterpompinstallatie en verder nog veel klusjes op andere 
      locaties. Meestal was je in de kost bij particulieren, maar er werd ook 
      veel per trein of bus gependeld. Een kosthuis zoeken was altijd nog een 
      heel gedoe. Meestal had de uitvoerder ter plaatse wat adressen, maar soms 
      moest je ook bij de plaatselijke VVV of politie adressen scoren. Je ging 
      dan naar één of meer adressen om jezelf voor te stellen en om een afspraak 
      te maken over de te betalen vergoeding per week. Kwam je hieruit en was de 
      eerste indruk goed, dan kon je weer een weekje of langer slapen en eten.
      In het najaar van 1965 had ik genoeg van dat 
      gereis elke week, ik besteedde alle geld door de week aan café - en 
      bioscoop bezoek. Veel familieleden hadden in het verleden gewerkt of 
      werkten nog bij de bussenbouwer Hainje. Ik dacht ook hier mijn geluk te 
      vinden, maar binnen een paar maanden kwam ik achter, dat deze vorm van 
      productiewerk voor mij niet geschikt was. Ik heb daarom besloten om iets 
      geheel anders te gaan proberen en ben bij een automatiek (snackbar) gaan 
      werken. Dit werk was volledig anders en nieuw voor mij, ook de werktijden 
      waren geheel anders. Het beviel mij uitstekend. In deze winter heb ik ook 
      mijn motorrijbewijs gehaald, alhoewel ik al een paar jaar motor reed op 
      een oefenvergunning. Ook moest ik volgens mijn zuster en haar vriend op 
      dansles. Deze danslessen waren een ramp, hoe iemand hier van kan genieten 
      is mij een raadsel. Ik heb het een halve cyclus volgehouden en ben toen 
      gestopt. In onze groep zaten tachtig meisjes en twintig jongens, een 
      keertje spijbelen of aan de bar blijven hangen was er dus als jongen niet 
      bij.
      In de herfst van 1966 kon ik weer aan de 
      slag als elektromonteur in Andijk bij een nieuw te bouwen 
      drinkwaterpompinstallatie. Het werk in de automatiek werd te eentonig en 
      Mijnssen betaalde beter. Ik zat hier samen met mijn neef in de kost bij 
      een oudere ongetrouwde vrouw. Zij was streng en ouderwets, maar wij hebben 
      haar een beetje kunnen heropvoeden. Café Mos was elke avond ons 
      toevluchtsoord. Ook gingen wij wel eens naar Hoorn om een bioscoopje te 
      pakken. Sommige collega’s gingen op de donderdagavond naar Amsterdam, om 
      het nieuwe loonzakje te legen. Het kwam voor, dat er op vrijdag geld 
      geleend moest worden om thuis te kunnen komen, dit ging mij te ver. Het 
      werk was zeer leuk, maar door een vies spelletje werden een paar goede 
      collega’s er uit gewerkt. Alle over blijvende collega’s waren het hier 
      helemaal niet mee eens en wij gingen in staking. De directie uit Amsterdam 
      kwam en met wat vleierijen en vage beloften kregen zij iedereen weer aan 
      het werk, behalve drie stijfkoppige Friezen, die bleven eisen de jongens 
      terug of wij zijn ook weg. Er was toentertijd een krapte aan goede 
      elektromonteurs en zij hebben zelfs met opslag geprobeerd ons te houden, 
      maar onze eis was duidelijk en hieraan wilden zij niet voldoen. Het 
      eindigde allemaal met een ter plaatse geschreven getuigschrift en wij 
      namen op staande voet ontslag.
      Het ontslag was genomen op vrijdag en de 
      maandag hierop gingen wij weer aan het werk bij de nieuw te bouwen 
      Mocconatoren van Douwe Egberts te Joure, dus vlakbij huis. Bij ATH Janse 
      werden wij met open armen ontvangen. Uiteindelijk zou ik hier acht jaar in 
      dienst blijven. Bij dit bedrijf kon veel en nadat ik mijn Harley Davidson 
      geheel had gerestaureerd, kon ik dan ook zonder problemen onbeperkt vrij 
      krijgen om met de motor door Europa te gaan zwerven. Er was één voorwaarde 
      twee weken van tevoren bellen wanneer je weer begint. Uiteindelijk is het 
      zwerven een beetje minder geworden als gepland, maar in de vele weken vrij 
      heb ik wel een eigen motor gebouwd, die nooit goedgekeurd had kunnen 
      worden in Nederland. Maar het was wel leuk. Via mijn broer is hij 
      uiteindelijk op het politiebureau terechtgekomen, maar bleek daar met de 
      gehanteerde middelen niet te vernietigen. Hij is geëindigd op de LTS in 
      een tentoonstelling van huisvlijt en toen door de leerlingen in stukken 
      gezaagd. Ik had ook al eens een brommer met 2½ meter verlengd, ook deze 
      was geëindigd op het politiebureau, maar ik had hem toen al verkocht. De 
      werkplaats van ons nieuwe huis (het ouderlijk huis van mijn vader en waar 
      ik geboren ben) was in die tijd een echt creatief centrum. Hier werd heel 
      wat gechopt en gesleuteld aan de eigen motoren en aan motoren van anderen.
      Bij ATH Janse liep het werkaanbod iets terug 
      door zowel een bestedingsbeperking bij Philips als bij het Rijk. En omdat 
      elke dag Heerenveen – Amsterdam v.v., dagen van 05.20 uur tot 19.00 uur op 
      een duur teveel wordt, ben ik via het arbeidsbureau in 1975 bij Feenstra 
      Verwarming begonnen. Dit bedrijf had toen al veel vestigingen, maar ik 
      werkte vanuit Heerenveen, dit was een hele verbetering. Het werk had ook 
      weer een geheel nieuwe dimensie, want in die tijd moest je nog veel zelf 
      bedraden en aansluiten. Ik moest dus niet alleen volgens de mij wel 
      bekende elektriciteitsnormen werken, maar moest nu ook de gas - en 
      waterleiding voorschriften beheersen. Het regelen van het klimaat in een 
      gebouw kwam daar ook nog eens bij.
      Na zo’n 3½ jaar begon echter het werk te 
      vervelen. Op het laatst is het ene ketelhuis niet meer te onderscheiden 
      van het andere. Daarom gesolliciteerd bij de Bouwvereniging Heerenveen. 
      Hier werd ik aangenomen als huismeester. Mijn werkzaamheden begonnen 
      tussen Kerst en Oud- en Nieuwjaar precies in het jaar, dat er een record 
      aan sneeuw viel in Nederland. Tonnen heb ik rondom de Muntflats weggeveegd 
      en ook niet te vergeten uit de toegangshallen. Het werk was op zichzelf 
      wel leuk, je had veel contact met de bewoners (ik woonde er zelf toen ook) 
      en het werk was veelzijdig. Maar na een maand of vijftien werd ook dit 
      werk mij te eentonig. Na een dispuut over de invoering van het 
      functieclassificatie systeem was voor mij de lol er af en ben weer gaan 
      solliciteren. Een tijdje na dit besluit en een sollicitatie bij de 
      muziekschool in Heerenveen, werd ik gebeld door Beeksma mijn vroegere chef 
      bij Feenstra, deze wilde graag, dat ik terugkwam bij Feenstra. Een beetje 
      meer salaris een auto van de zaak en wij waren er uit.
      Ik viel met de neus in de boter, omdat in de 
      meet- en regeltechniek in de centrale verwarming de microchip was ontdekt, 
      dit opende vele perspectieven tot uitbreiding van de mogelijkheden en hoe 
      meer mogelijkheden, hoe meer parameters, des te meer bedrading, bekabeling 
      en creativiteit.
      Begin negentiger jaren was het echter 
      gebeurd met mijn normale werkzaamheden, vanwege optredende allergie voor 
      huisstofmijt en nog wat dieren (gelukkig niet voor katten). Na nog een 
      tijdje in Drachten te hebben gewerkt als magazijnmeester en wat zoal meer, 
      was ook dit niet de oplossing. Diabetes was de volgende kwaal waar ik mee 
      moest leren leven.
      Als je in ongeveer tien dagen tijd van 105 
      kg. naar 87 kg. Gaat en het suikergehalte in het bloed stijgt richting 65 
      m/mol (4-8 is normaal), dan ben je erg ziek. Maar ook dit keer hebben zij 
      mij niet klein gekregen en na een langdurig herstel ben ik weer naar een 
      dagopleiding gegaan via Feenstra en de GMD. De opleiding duurde zo’n twee 
      jaar en toen was ik een gediplomeerde (voor het eerst in mijn leven een 
      diploma) administratief medewerker en een bedrijfskundig assistent (VOA2).
      Na nog wat aanloopmoeilijkheden ben ik 
      uiteindelijk voor twee maanden gaan werken bij Feenstra Service Utiliteit 
      te Drachten. De twee maanden zijn nu in 2008 ongeveer 16 jaar geworden en 
      ik werk er nog steeds. Het werk is nooit hetzelfde, dat is mooi en je kunt 
      je ei er kwijt.
      Vanaf november 2004 werk parttime twee dagen 
      per week, en voor de rest geniet ik van mijn vroegpensioen. Balkenende en 
      Zalm, bedankt voor de asociale ingreep in de door ons betaalde pensioenen. 
      Het heeft er echter alleen toe geleidt, dat ik drie jaar eerder van mijn 
      vroegpensioen ben gaan genieten.
      In oktober 2006 heb ik na veel klachten in 
      het voorafgaande jaar een darmonderzoek gehad, dit was niet zo positief, 
      want er bleek een kwaadaardig gezwel in de darm te zitten. Na een operatie 
      in november 2006 bleek, dat er veel uitzaaiingen waren in het buikvlies en 
      de lever, dus een hopeloze zaak en was ik een stoma rijker. De gehele 
      familie dus in rep en roer.
      Zelf heb ik de ziekte altijd in alle rust 
      benaderd en ben het palliatieve chemokuur circuit in gedoken. Nu is een 
      chemokuur niet altijd een pretje maar het zorgt er in ieder geval voor, 
      dat je alles een beetje oprekt. Je leeft wat langer, maar mijn stelregel 
      is wel: niet tegen elke prijs. In 2007 ben ik ook nog tien dagen op 
      vakantie geweest naar Engeland (Bournemouth en omgeving). In het voorjaar 
      van 2008 ben ik nog een dag of twaalf naar Wales en Yorkshire geweest. Dit 
      was geen succes teveel last gehad van pijn en extreme moeheid.
      Bij nader onderzoek bleek, dat er een 
      uitzaaiing in de heup zat, dit gezwel is éénmaal palliatief bestraald en 
      de pijn was over. In de zomer van 2008 is mijn algehele conditie flink 
      gedaald en ben ik, althans dat is mijn idee uitbehandeld en is het zaak om 
      zo comfortabel mogelijk de resterende tijd vol te maken. Ik hoef dit niet 
      alleen te doen, omdat onze familie als één blok achter mij staat en 
      ondersteund.
      En dan nog een vraag, die waarschijnlijk 
      bij velen leeft.
      Iedereen is 
      behoorlijk op de hoogte van het verloop van mijn leven, dat zich dan ook 
      in alle openheid heeft afgespeeld. Toch blijven er vragen over betreffende 
      mijn leven, die niet altijd aan de orde zijn komen. Het komt dan ook voor, 
      dat iemand de nieuwsgierigheid niet kan onderdrukken en dan komen er 
      vragen over mijn liefdesleven, die dicht tegen mijn privacy grens aan 
      liggen. Nu kan ik die vragen wel ontwijken, maar waarom ook. De meesten, 
      zullen zachtjes dezelfde vragen wel eens stellen.
      Daarom is nu 
      hieronder in duidelijke taal mijn verhaaltje voor iedereen te lezen.
      Voor zover ik 
      weet ben ik nooit verliefd geweest op iemand en is er ook nooit iemand op 
      mij verliefd geweest. Verkering, verloofd of trouwen is dus ook nooit een 
      optie geweest. Ik heb altijd een solitair leven geleidt. Het is dus 
      onmogelijk, dat er ooit een kleine Eeltje zal opduiken.
      Goede vrienden en of 
      vriendinnen van het type waar je alles meedeelt heb ik ook nooit gehad. Ik 
      had altijd genoeg aan de mensen om mij heen, zoals: thuis, op school en op 
      het werk. Ik functioneer graag in harmonie in een groep om dan samen iets 
      tot stand te brengen en of te onderhouden. Misschien had ik dus wel 
      Pastoor of Monnik moeten worden.
      Als ik tijd heb, kan er nog meer volgen